Ken je dat gevoel van paniek, als je in de winkel bij de kassa staat en je erachter komt dat jij je pinpas vergeten bent. Paniek is een normale emotie, maar bij een paniekstoornis, blijft het niet bij een klein beetje paniek. Bij een paniekstoornis heb je last van paniekaanvallen. Dit zijn onverwachte aanvallen van intense angst. Van alle mentale stoornissen komt een angststoornis ongeveer het meest voor. Je hebt namelijk 5% kans om ooit in je leven een paniekstoornis te ontwikkelen.
Het vaststellen van een paniekstoornis is echter lastig. Dit komt omdat paniekaanvallen ook bij andere stoornissen voorkomen. Zo kun je ook een paniekaanval krijgen bij een andere angststoornis, bij een depressie of bij een psychotische stoornis. Daarnaast komen paniekaanvallen ook voor bij hart- en vaatziekten en ook bij het gebruik van hasj. Helaas gaat een paniekstoornis niet zomaar vanzelf weer over. Bij ongeveer 10% is er sprake van spontaan herstel. Het is dus extra belangrijk dat je echt hulp gaat zoeken!
Paniekaanval
Bij een paniekaanval heb je het gevoel dat je een hartaanval krijgt, dat je doodgaat, bewusteloos raakt of doordraait. Zelf heb je het gevoel dat je een erg hoge hartslag hebt. Uit onderzoek blijkt dat mensen tijdens een paniekaanval het gevoel hebben dat hun hartslag 300 is, maar dat het in werkelijkheid maar 85 is. Wel hoger dan in rust dus, maar eigenlijk helemaal niet heel hoog. Je hersenen interpreteren de lichamelijke signalen dus niet goed. Doordat je het gevoel hebt dat er iets goed mis is, ga je je zorgen maken. Vaak verander je je levensstijl. Je gaat situaties waar je mogelijk een paniekaanval kunt krijgen uit de weg. Het komt vaak voor dat je later naast een paniekstoornis ook last krijgt van agorafobie (angst om naar buiten te gaan, te reizen met het openbaar vervoer, in open ruimtes te zijn en/of in een menigte zijn). Een paniekaanval kan verwacht maar ook onverwacht komen. De eerste keer is het bijna altijd onverwacht. Echter, omdat je bang bent dat je het nog een keer gaat krijgen, ga je het meer verwachten. Als je bijvoorbeeld vlak voor je presentatie een paniekaanval kreeg, dan verwacht je die keer daarna dat je dat misschien wel weer krijgt. Je wordt bang om een paniekaanval krijgt en gaat die situatie vermijden.
DSM-5
De DSM-5 is het handboek dat psychologen en psychiaters gebruiken om een stoornis vast te kunnen stellen. Een paniekstoornis wordt in de DSM als volgt weergegeven:
DSM-criteria: Paniekstoornis
A. Onverwachte paniekaanvallen (periodes van intense angst, die plotseling opkomen en minimaal 4 symptomen bevat binnen 10 minuten). Minimaal vier van de volgende symptomen:
- Verhoogde hartslag
- Zweten
- Trillen
- Gevoel van kortademigheid of verstikking (smothering)
- Verstikking
- Pijn of een niet aangenaam gevoel in de borst
- Misselijkheid (nausea) of buikpijn (abdominal pain)
- Duizeligheid, instabiel, licht in hoofd of flauwvallen
- Rillingen (chills) en opvliegers (hot flashes)
- Het gevoel hebben dat het niet echt gebeurt (derealization) of het idee hebben dat je losstaat van jezelf (depersonalisation)
- Angst om de controle te verliezen of door te draaien
- Angst om dood te gaan
- Gevoelloosheid (numbness) of tintelingen -> Dit wordt veroorzaakt door hyperventilatie (Je ademt wel genoeg in, maar niet genoeg uit. Dit kan te maken hebben met fight or flight. Hiervoor heb je meer zuurstof nodig. Onbewust wil je misschien meer zuurstof vasthouden, waardoor je dus minder uitademt dan je zou moeten).
B. Aanhoudende zorgen over het hebben van een andere aanval, of een verschuiving in gedrag voor minimaal 1 maand.
C. Niet veroorzaakt door middelen, medische conditie, etc.
D. Niet beter uitgelegd door een andere stoornis.
Verliefd zijn
De symptomen van een paniekaanval lijken op het het gevoel dat je ook krijgt als je verliefd wordt. Als je verliefd wordt, heb je ook een verhoogde hartslag, kun je een beetje trillen, buikpijn krijgen, rillingen, zweten en misschien ook wel angst om de controle te verliezen. Als je verliefd wordt, ervaar je deze gevoelens vaak niet als negatief. Bij een paniekaanval zeker wel. Je hersenen interpreteren dezelfde symptomen dus verschillend.
Hoe ontstaat een paniekstoornis?
De eerste paniekaanval is vaak somatisch. Je ervaart eerst dat er iets niet goed gaat in je lichaam en vervolgens registreren je hersenen dat. Doordat je bang bent dat je vaker een paniekaanval zult krijgen, wordt het een cognitief. Er is sprake van een attention-bias: Je bent meer gefocust op situaties waardoor je een paniekaanval zou kunnen krijgen. Het zal je leven steeds meer gaan beheersen. Uit onderzoek is ook gebleken dat mensen met een paniekstoornis sneller het woord doodgaan kunnen vinden tussen 30 woorden, dan mensen zonder een paniekstoornis. Hoe meer je een paniekstoornis probeert te vermijden/stoppen, hoe sneller je juist weer een paniekaanval krijgt.
Risicofactoren
- Een paniekstoornis is een risicofactor voor het ontwikkelen van een andere angststoornis.
- Kinderen van ouders met een paniekstoornis hebben een grotere kans op het ontwikkelen van een paniekstoornis.
- Dit komt omdat kinderen vaak al een interpretation-bias hebben. Ze interpreteren een situatie angstiger dan hij eigenlijk is. Als een ouder namelijk altijd angstig in bepaalde situaties was, dan is er een grote kans, dat het kind dit overneemt.
- Kinderen met separatieangst (verlatingsangst) hebben een 8,4 keer grotere kans op het ontwikkelen van een paniekstoornis. Waarom dit zo is, is niet bekend.
Behandeling
Bij een paniekstoornis hebben exposure en de cognitieve gedragstherapie het meeste effect. Het beste werkt het als die twee gecombineerd worden.
- Bij exposure kom je stap voor stap de angst onder ogen. Door het ervaren van de angst, merk je dat de angst een hoogtepunt heeft en dat het daarna weer afneemt en iedere keer dat je daarna met die angst in aanraking komt, wordt de angst een klein beetje minder. Dit werkt bij veel meer angsten.
- Bij de cognitieve gedragstherapie probeer je gedachtenpatronen te veranderen. Er wordt gewerkt met een GGGG-schema (Gebeurtenis – Gedachte – Gevoel – Gevolg). De gebeurtenis staat hierbij vast, maar de gedachte die je vervolgens hebt, bepaalt hoe jij je zult voelen en ook wat je gaat doen. Als het lukt om jouw gedachte te veranderen, lukt het waarschijnlijk ook om jouw gevoel te veranderen.
- Voorbeeld: Je bent bijvoorbeeld bang om een presentatie te geven. De vorige keer kreeg je vlak voor de presentatie een paniekaanval.
- Gebeurtenis: Je moet weer een presentatie geven
- Gedachte: Straks krijg ik weer een paniekaanval
- Gevoel: Bang
- Gevolg: Je krijgt een verhoogde hartslag, gaat zweten en het begint al langzaam op een paniekaanval te lijken. Dit bevestigt jouw gedachte en het gevoel van angst wordt alleen maar sterker.
Tijdens de behandeling ga je samen op zoek naar andere gedachten. Bijvoorbeeld:
- Gebeurtenis: Je moet weer een presentatie geven.
- Gedachte: Dit gaat goedkomen, ik heb mij goed voorbereid. Er is niets met mij aan de hand. Die paniekaanval was eenmalig.
- Gevoel: Je blijft rustig (misschien wel een beetje zenuwachtig).
- Gevolg: Je krijgt geen paniekaanval, omdat je rustig blijft.
- Medicatie kan ook helpen. Bespreek met jouw psycholoog of psychiater wat jou en of het jou zou kunnen helpen.
Later zal ik meer over deze vormen van behandeling schrijven. Wil je nu al meer weten, stuur mij een DM op Instagram @nietmeerbang.nl
Vergeet niet dat een terugval heel normaal is. Je kunt niet verwachten dat het in één keer allemaal weer goed is. De weg naar herstel gaat altijd met vallen en opstaan. Heb jij wel eens een paniekaanval gehad? Hoe voelde dat voor jou?
Reactie plaatsen
Reacties